Geen concrete bedreiging voor onrechtmatig handelen; straatverbod en contactverbod afgewezen
In deze zaak hadden partijen al langere tijd onenigheid met elkaar, woonden ze bij elkaar in de buurt, en is het conflict al eens eerder uitgelopen op een handgemeen, waarbij de gedaagde partij de ander had geslagen met een biljartkeu, waarvoor die zich moest laten behandelen in het ziekenhuis. Toch zag het gerechtshof geen aanleiding op een straatverbod of contactverbod op te leggen. Het hof meende dat er onvoldoende gegevens waren dat de gedaagde partij opnieuw onrechtmatig zou handelen jegens de eiser. De vordering om een straatverbod en contactverbod werd afgewezen (Hof Arnhem, 29 mei 2007, ECLI:NL:GHARN:2007:BA6426).
Beoordelingskader straatverbod en contactverbod
Het hof schetst het volgende beoordelingskader voor het opleggen van een straatverbod en/of contactverbod:
“Bij de beantwoording van deze vraag stelt het hof voorop dat het op de weg van [geïntimeerden] ligt – in wier stellingen immers besloten ligt dat [appellant] zich zodanig jegens hen gedraagt dat dit gedrag als (dreigend) onrechtmatig handelen in de zin van artikel 6:162 BW moet worden aangemerkt en daarom verboden als onder 3.1 bedoeld rechtvaardigt – om in het kader van het onderhavige geding voorshands aannemelijk te maken dat bij [appellant] van zodanig gedrag jegens hen sprake is. Voorts stelt het hof voorop dat de vraag of gegeven het gedrag van [appellant] een contact- en straatverbod gerechtvaardigd is, moet worden beantwoord aan de hand van de omstandigheden van het geval en met inachtneming van de bij de beantwoording van deze vraag betrokken belangen van beide partijen.”
Afwijzing straatverbod en contactverbod
Het hof beslist vervolgens dat het gevorderde straatverbod en het contactverbod moet worden afgewezen. Het hof overweegt daartoe het volgende:
” Nu de gegevens waarover het hof thans beschikt onvoldoende zijn voor de conclusie dat ervan moet worden uitgegaan dat op dit moment van de kant van [appellant] een concrete dreiging bestaat dat onrechtmatig wordt gehandeld, bestaat geen grond om – naar hun aard vèrstrekkende – verboden als door [geïntimeerden] gevorderd op te leggen, en is reeds daarom evenmin voldaan aan het voor iedere voorziening in kort geding geldende vereiste van spoedeisend belang. Het betreden vonnis moet dus worden vernietigd. Nu tussen partijen echter nog wel een gespannen verhouding bestaat, zullen zij derhalve zelf een deëscalatie daarvan moeten zien te bewerkstelligen. Daarbij zullen zij vooral voor ogen moeten houden dat daarmee hun eigen belangen zijn gediend. Confrontaties waar het hier kennelijk om gaat, kennen per definitie geen winnaars maar leveren alleen – aan twee kanten – verliezers op. Het hof merkt hierbij op dat niet alleen [geïntimeerden] – die de verboden hebben gevorderd – maar ook [appellant] zelf – gelet op de inhoud van de door hemzelf geproduceerde verklaring (productie 1 bij memorie van grieven) – kennelijk inzien dat aan hun voortdurende confrontaties een eind moet komen. Met het oog op de naaste toekomst betekent dit dat [appellant] zich verstandig opstelt als hij in elk geval de straat en de woning van [geïntimeerden] zoveel mogelijk vermijdt, dat van [geïntimeerden] dezelfde verstandige houding mag worden verwacht met betrekking tot de straat en de woning van [appellant] en dat zowel [geïntimeerden] als [appellant] voor het overige ervoor moeten waken dat zij zich niet onnodig in situaties begeven die een escalerend effect kunnen hebben en dergelijke situaties derhalve voortdurend uit de weg dienen te gaan. Zij dienen elkaar, kort samengevat, te mijden.”
Compensatie proceskosten
Gelet op de aard van het onderhavige geschil en de strekking van de beslissing van het hof – er is weliswaar geen concrete dreiging van onrechtmatig handelen die het opleggen van verboden rechtvaardigt, maar wel is aangewezen dat partijen over en weer confrontaties uit de weg gaan, omdat deze geen winnaars maar alleen verliezers opleveren -, wil het hof, hoewel het vonnis waarvan beroep zal (moeten) worden vernietigd, ook zijn beslissing omtrent de kosten daarmee in overeenstemming laten zijn en zal het die – met een beroep op analogische toepassing van de in artikel 237 lid 1 Rv bedoelde uitzondering op het onderhavige geval – tussen partijen compenseren als hierna in het dictum bepaald.
< Terug naar Meer informatie verweer straatverbod