Ontkenning stalking leidt tot afwijzing vorderingen
Een eisende partij moet in voldoende mate aannemelijk kunnen maken dat er sprake is van stelselmatige en ontoelaatbare inbreuken op de persoonlijke levenssfeer. Wanneer niet in hoge mate aannemelijk is dat de gedaagde partij de ander stelselmatig lastig valt, kan de vordering niet worden toegewezen. Hierin zit dus een goede mogelijkheid om verweer te voeren.
Stalking niet in hoge mate aannemelijk
Een straatverbod en, als afgeleide daarvan, een contactverbod vormt een inbreuk op het aan een ieder toekomend recht om zich vrijelijk te bewegen. Voor het toewijzen van een zo ingrijpende maatregel moet sprake zijn van in hoge mate aannemelijke feiten en omstandigheden die zo’n inbreuk kunnen rechtvaardigen.
Dit zien we ook in de uitspraak van de rechtbank Almelo, 23 juli 2010, ECLI:NL:RBALM:2012:BX2360:
“4.3. Naar het voorlopig oordeel van de voorzieningenrechter hebben eisers thans (nog) onvoldoende aannemelijk gemaakt dat gedaagden op een dusdanige stelselmatige en ontoelaatbare wijze inbreuk gemaakt hebben op hun persoonlijke levenssfeer dat het opleggen van een contact- en/of straatverbod is gerechtvaardigd. Daartoe overweegt de voorzieningenrechter als volgt.
4.4. Gedaagden hebben de stellingen van eisers gemotiveerd betwist. Zo hebben gedaagden er, onder meer onder verwijzing naar een als productie ingebracht urenbriefje, op gewezen dat gedaagde 2 aan het werk was op het moment dat zij volgens de aangifte van eisers een confrontatie met eisers zou hebben gehad op 23 september 2011. Ook betwisten gedaagden aan de hand van een overgelegde uitdraai van de bus dat gedaagde 3 op 1 januari 2012 vanuit zijn bus onwelvoegelijke taal naar eisers zou hebben geroepen. Gedaagde stelt dat hij die dag ziek was en bij zijn vriendin elders verbleef. Eisers voeren daartegen dan weer ondermeer aan dat het urenbriefje wellicht gemanipuleerd is en dat een kilometerregistratie als de onderhavige niet redengevend is nu gedaagde die registratie zelf bijhoudt. De voorzieningenrechter overweegt dat hij onvoldoende onderbouwing aantreft om te kunnen oordelen of de ene dan wel de andere partij gelijk heeft waar het gaat om de genoemde incidenten.
4.6. Het hiervoor gestelde betekent niet dat geen van de in de aangiftes vermelde incidenten heeft plaatsgevonden. Dit volgt reeds uit de omstandigheid dat gedaagden 4 en 7 zijn veroordeeld wegens beledigingen geuit op 23 september 2011 en 2 juni 2012 en gedaagde 6 voor een bedreiging die heeft plaatsgevonden op 23 september 2011. Ook de omstandigheid dat de burgemeester van Twenterand een mediationtraject tussen partijen op kosten van de gemeente heeft aangeboden, vormt een aanwijzing dat er wel degelijk iets speelt tussen partijen. Het gaat bij de beoordeling van een vordering tot een straatverbod of contactverbod echter mede om de hevigheid en de stelselmatigheid van de bejegeningen. Die elementen kunnen, nu tegen de aangiften van eisers grotendeels ontkenningen van gedaagden staan, in dit kort geding niet worden getoetst, bijvoorbeeld aan de hand van verklaringen van buren of derden die volgens eisers getuigen waren van de incidenten of aan de hand van naar aanleiding van incidenten opgestelde politierapporten of meldingsrapporten. Gelet daarop kan er thans niet van worden uitgegaan dat sprake is van zodanig stelselmatige en hevige beledigingen en bedreigingen van eisers dat op die grond gedaagden door een straat- of contactverbod op straffe van dwangsommen moeten worden beperkt.”
< Terug naar Jurisprudentie verweer straatverbod