Straatverbod en contactverbod wegens seksueel misbruik in het verleden afgewezen
Twee dochters eisen een straatverbod en contactverbod tegen hun vader wegens vermeend seksueel misbruik. De man ontkent echter alle beschuldigingen en het gaat om oude feiten. De dochters trachten hun vordering te onderbouwen met verklaringen van getuigen, maar dat zijn allemaal indirecte getuigen, zodat dit als onvoldoende bewijs wordt beschouwd. De rechter wijst de vordering voor het straatverbod en het contactverbod vervolgens af (Rb Amsterdam, 21 september 2006, ECLI:NL:RBAMS:2006:AY8674).
Verweer vader
De vader voerde in de procedure het volgende verweer:
“Gedaagde betwist dat er sprake is geweest van seksueel misbruik van eiseressen. De door eiseressen in het geding gebrachte verklaringen en andere bescheiden kunnen dit ook niet aantonen of aannemelijk maken. De verklaringen van derden zijn vaag en van horen zeggen. Bovendien zou een en ander zich enkele decennia geleden hebben afgespeeld en verklaringen daarover zijn niet betrouwbaar te noemen. De beschuldigingen zijn niet te rijmen met de gewone hartelijke en familiaire contacten die eiseressen tot voor kort hebben gehad met gedaagde, eiseres sub 2 en haar gezin tot februari 2006 en eiseres sub 1 tot 2003. Eiseres sub 1 heeft enkele jaren geleden het contact met hem verbroken, omdat hij naar de buurt in Amsterdam Zuid verhuisde waar ook zijn voormalige echtgenote, de moeder van eiseressen, woonde. Dit leek eiseres sub 1 gezien de problematische verhoudingen sinds de echtscheiding geen goed idee. De echtscheiding zelf was echter voor eiseressen al die jaren nooit aanleiding geweest om de contacten met gedaagde te verbreken. Dat eiseressen in februari 2006 plotseling gedaagde van seksueel misbruik beschuldigden, kan wellicht zijn veroorzaakt door de druk die de moeder van eiseressen steeds op hen heeft uitgeoefend tegen gedaagde. De oorsprong van de beschuldigingen is ook tot twee keer toe bij de moeder te vinden, een keer tien jaar geleden, maar toen had dat nog geen gevolgen. Het tijdstip waarop het seksueel misbruik volgens eiseressen zou hebben plaatsgevonden is inmiddels dertig jaar geleden, en waarheidsvinding op een dergelijke termijn is vrijwel onmogelijk. Dat eiseressen zich onder behandeling hebben gesteld van therapeuten, maakt niet dat die therapeuten een uitspraak kunnen doen over de feitelijke betrouwbaarheid van een verklaring van de eiseressen. Overigens is er sprake van tegenstrijdigheden in de verklaringen wanneer het seksueel misbruik zou hebben plaatsgevonden en wanneer eiseressen het van elkaar wisten. In dit kort geding kan niet de waarheid of de aannemelijkheid van gebeurtenissen worden onderzocht. De aard en de duur van de gevraagde voorzieningen vergen strenge eisen aan het bewijs. Van een strafrechtelijke en/of civielrechtelijke procedure, omkleed met de nodige bewijsrechtelijke waarborgen, is echter geen sprake geweest. Nu volstrekt onaannemelijk is dat gedaagde zich aan seksueel misbruik schuldig heeft gemaakt, is er voor een straatverbod geen plaats. Hoewel gedaagde ontkent eiseressen seksueel te hebben misbruikt, ziet hij wel dat ze nu psychisch lijden en zich ook onder behandeling van therapeuten hebben gesteld. Wat de oorzaak daarvan ook moge zijn, hij vindt dit erg en is bereid om hen tegemoet te komen en hen zoveel als redelijk is te vermijden. Dat betekent echter niet een gedwongen verhuizing, van hem en van zijn gezin, te meer omdat toevallige ontmoetingen in het gewone dagelijkse verkeer zeer sporadisch voorkomen. Overigens heeft gedaagde zelf ook geen enkele behoefte meer om eiseressen te zien. Met de gevraagde verboden, de omvang en de termijn, hebben eiseressen geen enkel oog voor de belangen van gedaagde en zijn gezin. ”
Afwijzing straatverbod en contactverbod
De rechter wijst het gevorderde straatverbod en contactverbod af, en overweegt daartoe het volgende:
“5. Het opleggen van een straatverbod en verhuisgebod zoals thans door eiseressen is gevorderd, is (ook gezien de omvang van het gebied en de duur ervan) een vergaande en ingrijpende maatregel en een inbreuk op het grondrecht om zich vrijelijk te bewegen. Door eiseressen dienen voldoende feiten en omstandigheden te worden gesteld en aannemelijk te worden gemaakt die een dergelijke inperking in de bewegingsvrijheid van
gedaagde rechtvaardigen. Van belang daarbij is allereerst of zij voldoende aannemelijk hebben gemaakt dat gedaagde het door hen gestelde seksuele misbruik heeft gepleegd.
6. Gedaagde heeft gemotiveerd betwist dat hij eiseressen seksueel heeft misbruik. Nu hij de beschuldigingen ontkent, dienen aan de door eiseressen gestelde feiten en omstandigheden zware eisen te worden gesteld om het seksueel misbruik aannemelijk te kunnen achten. Voorshands kan uit de door hen in het geding gebrachte verklaringen en overige bescheiden niet tot de aannemelijkheid van de beschuldigingen worden geconcludeerd. Immers, de verklaringen en overige bescheiden betreffen ofwel gedragingen jegens anderen dan eiseressen, ofwel verklaringen van horen zeggen, ofwel tegenstrijdige verklaringen, ofwel verklaringen die zien op gedragingen en uitspraken van gedaagde ten aanzien van eiseressen, maar waaruit niet zondermeer enig seksueel misbruik volgt. Uit het door de echtgenoot van eiseres sub 2 opgenomen gesprek met gedaagde valt evenmin een erkenning van de beschuldigingen (ten aanzien van eiseres sub 2) op te maken. Daarbij speelt dat een en ander circa dertig jaar geleden gebeurd zou zijn. De vraag derhalve of de beschuldigingen van eiseressen juist zijn, dat gedaagde zijn stiefdochters seksueel misbruikt heeft in de periode dat zij tieners waren, vereist een nader onderzoek naar de feiten, waarvoor het kort geding zich echter niet leent. De vordering van eiseressen zal dan ook worden afgewezen. “