Straatverbod tegen psychiatrisch patient
Het zal je maar overkomen dat je langdurig wordt lastiggevallen door een psychiatrisch patiënt die ooit je buurman is geweest. Het overkwam een vrouw uit Lopik die vroeger naast hem had gewoond. De man vertrok later naar Oosterhout, maar bleef de vrouw lastigvallen. Hij stalkte haar door haar regelmatig te volgen tot haar woning. Verder was hij soms agressief en uitte hij bedreigingen. Genoeg reden om een straatverbod te vorderen en die werd gelukkig toegewezen, voor maar liefst 3 jaren! Het gaat hier om een uitspraak van de rechtbank Breda, van 17 september 2001, ECLI:NL:RBBRE:2001:AD3558.
Vordering straatverbod en contactverbod
Eiseres vorderde tegen haar belager een straatverbod en contactverbod met een dwangsom en toepassing van lijfsdwang bij overtreding daarvan:
a. gedaagde te verbieden gedurende drie jaar na betekening van het in deze te wijzen vonnis eiseres te achtervolgen, haar aan te spreken, haar lastig te vallen of contact met haar te zoeken, op welke manier dan ook;
b. gedaagde te verbieden om gedurende drie jaar na bedoelde betekening zich te bevinden in Lopik (dorp), welke gebied begrensd wordt door de straten: Lopikerweg West/Dorpsstraat/Lopikerweg Oost, Vrijheidslaan (inclusief de Dijkslag), M.A. Reinaldaweg, Europasingel/Herman de Manpark/Zamenhoflaan, Lopikerkapel, op de Lopikerweg Oost,
Uitweg: op de Lopikerweg Oost, het Korte Zandpad en de Uitweg, Cabauw: op de Lopikerweg West en het gebied dat begrensd wordt door de straten: Cabauwsekade, Nicolaas van Catsweg en Kerklaan, e.e.a. zoals gearceerd op de bij de dagvaarding gevoegde plattegronden; Schoonhoven: op het Doelenplein en de Koestraat;
c. te bepalen dat gedaagde voor iedere overtreding van de onder sub a en sub b gevorderde verboden, zulks ter keuze van eiseres, telkens hetzij een dwangsom verbeurt, hetzij voor de duur van vijfmaal 24 uur in gijzeling kan worden genomen;
d. te verstaan dat eiseres de kosten die zij in verband met de eventuele tenuitvoerlegging van de lijfsdwang verschuldigd zal zijn, op gedaagde kan verhalen.
Brief van arts
In deze zaak had eiseres een brief van haar arts overgelegd die beschreef wat de gevolgen van de stalking voor haar waren. De arts schreef o.a.:
“Met bovengenoemde patiënte heb ik weer kontakt gehad i.v.m. bedreigingen c.q. dreigende kontakten met haar ex-buurman. [X] heeft weer medicatie nodig om zich staande te houden. Zij durft niet alleen te zijn, maakt zich afhankelijk van anderen, heeft last van slecht slapen en hoofdpijn. Zij heeft angsten en is labiel door een terugval in haar klachtenpatroon……..…..[X] komt op deze manier nooit aan een harmonieus leven toe. En gezien haar voorgeschiedenis is de kans op ontwikkeling van een posttraumatisch stress-syndroom beslist aanwezig”.”
Grondslag vordering
Eiseres stelde dat gedaagde tot omstreeks de vakantieperiode aanbrak een tot drie maal per week in haar nabijheid verscheen en dat zij alleen al door het plotseling verschijnen van gedaagde op de plaats waar zij zich op enig moment bevindt, geestelijk en lichamelijk zo’n druk ervaart dat voor haar, evenals in 1998 het geval was, een normaal leven niet meer mogelijk was. In dit verband heeft eiseres mede verwezen naar vorenaangehaalde brief van mevr. Boost. Het benaderd worden door gedaagde ervaart en beschouwt zij mede gelet op de ervaringen van drie jaar geleden, als een ernstige inbreuk op haar privacy.
Verweren belager
De belager, zijnde de gedaagde partij in de procedure, voerde verweer tegen de vorderingen. Hij stelde dat eiseres niet-ontvankelijk zou zijn in haar vordering wegens het ontbreken van een voldoende spoedeisend belang. Hiertoe heeft hij aangevoerd dat zich tussen het incident op 3 april 2001 en het tijdstip van dagvaarden, dus gedurende ruim drie maanden, niets meer heeft afgespeeld wat de gevorderde verboden zou kunnen rechtvaardigen.
Ten principale heeft gedaagde aangevoerd dat het eerder tegen hem uitgesproken contact- en dorpsverbod op 19 augustus 1999 is komen te vervallen en dat hij zich daarom in Lopik en omgeving weer vrij mag bewegen. Gedaagde bestrijdt dat hij de keren dat hij in 1999 en 2000 bij zijn huisarts of bij familie en vrienden in Lopik is geweest, overlast zou hebben veroorzaakt.
Ook in februari 2001 te IJsselstein is er volgens gedaagde niets anders gebeurd dan dat hij eiseres heeft ontmoet in een café. Hetgeen op 3 april 2001 is voorgevallen betrof, aldus gedaagde, slechts één enkel incident en uit niets blijkt van een stelselmatig lastigvallen, wat zou worden bevestigd door het ontbreken van politiemutaties e.d.
Geheel subsidiair verzoekt gedaagde een eventueel verbod te beperken tot een contactverbod en/of een straatverbod beperkt tot de straat waarin eiseres woont, doch in alle gevallen onder afwijzing van de gevorderde lijfsdwang.
Uitspraak rechtbank
De rechter verwierp echter de verweren van de belager en legde inderdaad een straatverbod op, met een dwangsom en toepassing van lijfsdwang. De rechter overwoog:
“Het spoedeisend belang van eiseres staat voorshands voldoende vast. Zij heeft gesteld dat gedaagde ook na 3 april 2001 nog, en wel een- tot driemaal per week tot omstreeks begin juli 2001, in haar omgeving is opgedoken. Gedaagde heeft dit niet, althans onvoldoende weersproken.
Aannemelijk is derhalve dat het op 3 april 2001 gebeurde niet als een op zichzelf staand incident te beschouwen is, maar dat gedaagde in ieder geval is doorgegaan met het benaderen van eiseres tot het tijdstip waarop hij met vakantie ging.
In de loop van de zitting heeft gedaagde op enig moment zijn stoel demonstratief richting eiseres gewend en is vervolgens in haar richting blijven kijken. Onder de omstandigheden van het geval is een dergelijke opstelling als jegens eiseres intimiderend aan te merken. De president heeft ter zitting persoonlijk opgemerkt dat dit feit een negatief effect op eiseres had.
Op een vraag van de president of hij onder psychiatrische behandeling stond heeft gedaagde in gebrekkig Nederlands gesproken over een mogelijke hartoperatie, terwijl hij het antwoord op genoemde vraag in het midden heeft gelaten door daar in het geheel niet op in te gaan. Weer later tijdens de zitting sloeg hij in een mengsel van gebrekkig Nederlands en/of Engels met stemverheffing wartaal uit.
Gedaagde heeft niet ontkend dat hij in 1998 eiseres met de dood heeft bedreigd en dat over die kwestie nog een strafzaak tegen hem loopt, alsmede dat hij eiseres op 3 april 2001 opnieuw op indringende wijze is gevolgd vanaf de toneelvereniging tot aan de woning van eiseres.
Op grond van de verklaring van eiseres, bevestigd bij voormelde brief van de arts mevrouw Roost, is voorshands voldoende aannemelijk dat eiseres, mede tengevolge van de in 1998 plaatsgevonden hebbende feitelijkheden, zoals vermeld in het vonnis van de president te Utrecht, ernstig lijdt onder iedere confrontatie met gedaagde.
Dit alles bij elkaar maakt dat de vrees dat gedaagde eiseres in de toekomst opnieuw, en mogelijk zelfs in toenemende mate, zal benaderen, voldoende gerechtvaardigd is. Eiseres hoeft dit niet te dulden, te meer niet gelet op de klachten die de hernieuwde confrontatie met gedaagde blijkens verklaring van de arts mevrouw Roost bij eiseres teweeg hebben gebracht.
Het belang van gedaagde, waaronder volgens hem met name het bezoeken van zijn huisarts in Lopik dient daarvoor te wijken. Niet betwist is dat hij in Oosterhout de voor hem met het oog op zijn psychische problemen vereiste medicatie ontvangt en dat het bezoeken van de huisarts in Lopik, in verband met de afstand Oosterhout – Lopik, naar verwachting spoedig een einde zal nemen, zoals de procureur van gedaagde als het oordeel van de betreffende huisarts heeft medegedeeld.
De vorderingen liggen daarom voor toewijzing gereed, met dien verstande dat de dwangsom zal worden gematigd en worden gebonden aan na te melden maximum. De op te leggen lijfsdwang wordt voorlopig beperkt tot een periode van tweemaal 24 uur.”
< Terug naar Meer informatie straatverbod regelen